Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie - VVIA
VVIA-e-nieuwsbrief
2008, nr 2

Inhoud van deze nieuwsbrief:

Deze e-nieuwsbrief wordt gratis rondgezonden aan leden en sympathisanten van de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie vzw.
U kunt onze werking ook steunen door lid te worden van de vereniging.
Alle informatie daarover vindt U op onze website

terug - return back to homepage  VVIA / Flemish Association for Industrial Archaeology

 

 

 

 


 

 

 

 

 


Het is vakantie - dus hebben onze redacteurs tijd om achter het klavier te kruipen en U van de nodige lectuur te voorzien - en heeft U tijd om via de verbindingen ('links') in deze elektronische nieuwsbrief door cyberspace te surfen op weg naar interessante info over industrieel en technisch erfgoed.
De zon laat het afweten - in plaats van op de golven te surfen dan maar op de baren van het internet

NIEUW OP ONZE WEBSITE www.vvia.be


 


Uitvoeringsbesluiten erfgoeddecreet
In een mededeling van de Vlaamse Regering lezen we:
"Het Cultureel-erfgoeddecreet van 23 mei wil een cultureel-erfgoedbeleid uitbouwen, door onder meer een duurzame zorg voor en ontsluiting van het cultureel erfgoed te stimuleren, en een netwerk van erfgoedorganisaties tot stand brengen om de cultureel-erfgoedbeleving bij burgers te cultiveren. De Vlaamse Regering keurde op 27 juni j.l. principieel het besluit goed tot uitvoering van het Cultureel-erfgoeddecreet, voor wat betreft de subsidiëring van landelijke cultureel-erfgoedorganisaties en cultureel-erfgoedprojecten, de cultureel-erfgoedconvenants en de advisering. Over dit besluit wordt advies ingewonnen bij de Raad van State".

naar boven


Stopzetting website erfgoedverenigingen.be
In mei 2004 lanceerde het Vlaams Centrum voor Volkscultuur (VCV) de Erfgoedverenigingenwijzer: een platform met een databank toegankelijk voor verenigingen via een paswoord beveiligd extranet en met een website voor publieke consultatie op de URL www.erfgoedverenigingen.be Het toenmalig opzet was om de erfgoedverenigingen meer zichtbaarheid te geven en een krachtig instrument in het erfgoednetwerk in te zetten. In de voorbije jaren kende de website een wisselend succes. Bij aanvang registreerden honderden verenigingen hun gegevens op het platform en dagelijks bezochten enkele tientallen bezoekers de site om gegevens te consulteren. In 2005 werd de databank gekoppeld aan de Erfgoedsite en werden de adresgegevens van gepubliceerde verenigingen eenmalig geëxporteerd naar de Cultuurdatabank.
Sinds 2006 stagneren de gebruikscijfers van het platform, zowel voor nieuwe aanmeldingen van verenigingen als voor het aantal publieke consultaties, en sinds 2007 gaan de cijfers in sterk dalende lijn. De snelle evolutie van het internet, met de opkomst van Web 2.0, maakt dat het platform op enkele jaren tijd technologisch en functioneel voorbijgestreefd is en niet meer aan de verwachtingen van de gebruikers beantwoordt. De koepelorganisaties en verenigingen ontwikkelden in de voorbije jaren ook eigen platforms en websites zodat de behoefte aan een centraal platform of portaalsite afneemt.
Per 1 januari 2008 is het Vlaams Centrum voor Volkscultuur gefusioneerd met Culturele Biografie Vlaanderen tot FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw, dat erfgoedbreed werkt voor de hele cultureel erfgoedsector. Een sectorspecifiek platform zoals de Erfgoedverenigingenwijzer is daarbij geen kernopdracht meer.
Daarom besliste VCV/FARO om per 1 juli 2008 de Erfgoedverenigingenwijzer stop te zetten. De adresgegevens van de erfgoedverenigingen blijven wel consulteerbaar via de Erfgoedsite (
www.erfgoedsite.be), maar kunnen niet meer door de verenigingen zelf worden beheerd.

naar boven


Op stap met erfgoed
Het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) heeft een praktische gids ontwikkeld om erfgoedroutes te maken. De website 'Op stap met erfgoed' is bedoeld voor erfgoedverenigingen en toeristische diensten, maar ook voor iedere geëngageerde vrijwilliger. Het VIOE hoopt met de gids bij te dragen aan het groeiende succes van erfgoedroutes in Vlaanderen.
Het concept van een themaroute is niet nieuw.
Erfgoed als thema voor een route zit de laatste jaren in de lift, maar een handleiding voor het ontwerpen van zo'n route was er nog niet. Met 'Op stap met erfgoed' kan iedereen er nu een maken. Hoe begin je eraan? Waar vind je de juiste informatie en hoe presenteer je die? Hoe beheer je de route? Op al die vragen en meer biedt de webgids een antwoord.
'
Op stap met erfgoed' leert je hoe je divers erfgoed - of dat nu roerend, onroerend of immaterieel is - in een sterk inhoudelijk verhaal kunt combineren, zowel onderling als met andere toeristische blikvangers. Zo kunnen bijvoorbeeld landschappen, monumenten en volksverhalen samen met lokale gastronomie beleefd worden in een traject dat wandelend of fietsend kan afgelegd worden.
Erfgoedroutes kunnen zowel in de stad als in landelijke gebieden uitgestippeld worden, al dan niet voorzien van gps-navigatie. Met zulke nieuwe technologieën en mobiele gidsen krijgen erfgoedroutes ook een digitale en interactieve component zonder dat ze hun laagdrempeligheid verliezen. 'Op stap met erfgoed' bundelt die inzichten in een praktische gids, aangevuld met tips en handige links:
www.opstapmeterfgoed.be

naar boven


Eerste brownfieldconvenanten zullen in het najaar worden afgesloten
Na een in het Belgisch Staatsblad gepubliceerde eerste oproep, die liep tussen augustus 2007 en begin 2008, werden 50 dossiers ingediend bij het Vlaams Agentschap voor Ondernemen (VLAO). De in het voorjaar 2008 opgerichte ‘brownfieldcel’ screende deze dossiers naar gegrondheid, volledigheid en ontvankelijkheid.  Op 10 juli volgde een finale beoordeling: 42 projecten werden als gegrond en ontvankelijk beschouwd in het kader van de brownfieldontwikkeling. Met de partners achter deze dossiers zullen nu onderhandelingen worden aangeknoopt die in de loop van het najaar moeten leiden tot de eerste brownfieldconvenanten. Deze 42 projecten kunnen leiden tot een sanering van minstens 500 ha, goed voor verschillende herbestemmingen zoals bedrijvigheid, jeugdcentra, recreatie-, woongebied enz.

Vlaanderen heeft nood aan duurzame bedrijventerreinen en aan terreinen voor huisvesting, recreatie, natuur e.d., terwijl gebieden die vroeger werden gebruikt voor industriële of commerciële doeleinden er nu verlaten en vaak verloederd bijliggen. Brownfields hebben dan ook een potentieel voor hergebruik. De herontwikkelingskosten zijn vaak aanzienlijk, waardoor deze gronden door investeerders en projectontwikkelaars echter worden genegeerd.
Daarom kwam het ‘
decreet van 30 maart 2007 betreffende brownfieldconvenanten’ tot stand. Dit decreet biedt een grondslag voor de totstandkoming van convenanten tussen de Vlaamse Regering enerzijds en private en/of publieke partners anderzijds. In het kader van zo’n convenant contracteert de Vlaamse Regering zowel met de actoren (projectontwikkelaars, grondeigenaars,…) als met de regisseurs (subsidiërende en vergunnende overheden,…) die betrokken zijn bij een Brownfieldproject.
Deze werkwijze maakt het mogelijk dat tussen alle betrokken administraties, instanties en personen klare en duidelijke werkafspraken worden gemaakt, zodanig dat bij de aanvang van het project meteen duidelijkheid wordt gegeven over bepaalde tijdsgebonden en procedurele vereisten en verwachtingen. Want brownfieldontwikkeling bevindt zich vaak op een kruispunt van de meest diverse wettelijke bepalingen en beleidsdomeinen, zoals die uit de ruimtelijke ordening en de vastgoedfiscaliteit, die van bodemverontreiniging, allerlei vergunningen, mogelijke subsidiëringen en zelfs die met betrekking tot de domeingoederen. Eén vast model voor brownfieldontwikkeling is dus een utopie, er is telkens een geëigende, flexibele aanpak verreist.
Met het afsluiten van een convenant worden meerdere administratieve, juridische en financiële faciliteiten geboden aan het te ontwikkelen brownfieldproject.
“Met een convenant wordt op een gecoördineerde en resultaatsgerichte wijze gewerkt om tegemoet te komen aan een belangrijk maatschappelijk doel, namelijk het herontwikkelen van verwaarloosde sites. Brownfieldontwikkeling is niet enkel een instrument om nieuwe industrieterreinen te creëren, maar ook om stadsverloedering aan te pakken en de leefomgeving van mensen te verbeteren door nieuwe woonfuncties te voorzien en / of culturele en recreatieve infrastructuur. De herontwikkeling kan onder meer bijdragen tot het scheppen van nieuwe jobs, het aantrekken van nieuwe investeringen, het faciliteren van jeugdvoorzieningen, het terugdringen van de stadsuitbreiding, enz”, verduidelijkte minister Van Mechelen bij de voorstelling van de weerhouden dossiers.

De Vlaamse Regering besliste einde juli de onderhandelingen met alle betrokken actoren in de weerhouden dossiers op te starten, zodat in de loop van het najaar de eerste browfieldconvenanten effectief kunnen worden goedgekeurd.

De ontvankelijk verklaarde dossiers, waarvoor de onderhandelingen worden opgestart vinden jullie hieronder. Wij kennen deze sites niet, maar er kunnen interessante industrieel-archeologische plekken tussen zitten.
Wij vragen leden en belangstellenden die in de buurt wonen even te gaan poolshoogte nemen, en ons te informeren. De resultaten worden dan in een volgende elektronische nieuwsbrief gepubliceerd.

Provincie Antwerpen

  • Scheldeboord-Schelleakker Hemiksem
  • Site Denaeyer Willebroek
  • Willebroek Noord
  • Herinrichting Militair Domein Kievermont Geel
  • Solar Hoogstraten
  • Voormalige Verbeemen Site Caputsteenstraat Mechelen
  • Gasfabriek Lier
  • PSR 2850 Boom
  • Rittweger Business Park Mechelen
  • Lobroekdok Antwerpen
  • De post ‘Het zegel’ te Mechelen
  • Herinrichting Lt. Coppenskazerne – fase 2 te Brasschaat
  • Investeringszone Petroleum Zuid Antwerpen
  • Comet Site Mechelen
  • Craeyenhof – Burcht

Provincie Limburg

  • Overhaem Site Tongeren

Provincie Oost-Vlaanderen

  • Alvatsite Buggenhout
  • Pauwels Trafo-Project Dok Noord Gent
  • Herontwikkeling Site Gasmeterlaan Gent
  • Voormalige Duparc Site Erembodegemstraat Aalst
  • Bodemsanering Gasthuisstraat Temse
  • Herinrichting BT Wiedauwkaai-Wondelgemse Meersen Gent
  • Faillissement Sofinal-Sofitex-Silversilk Kluisbergen
  • Oude Dokken Gent
  • Filature Du Rabot Gent
  • Schotte Erembodegem
  • Rapid Habuco Gent
  • Project Eiland Zwijnaarde
  • Voormalig Gipsstort UCB Optima Gent

Provincie Vlaams-Brabant

  • Watersite Vilvoorde – Deelproject ‘De Molens’
  • Watersite Vilvoorde – Deelproject herlocalisatie Vilvoorde
  • Rittweger Machelen
  • Access Park Machelen
  • Voormalige Van Hoop Site Gestelhoflei Bonheiden
  • Novagora Vilvoorde
  • Mottay-Pissart Vilvoorde
  • Uplace Machelen
  • Transrec – Sint-Pieters-Leeuw

Provincie West-Vlaanderen

  • Plassendale Chemie Oostende
  • PSR 8870 Izegem
  • Cortoria Kortrijk
  • Immo 8790 Waregem

 

naar boven


Ieper: veemarkt gesloopt
Begin juni startte plots de sloping van de veemarkt van Ieper, op een ogenblik dat er nog geen concrete plannen of vergunningen bestaan voor de toekomst van het terrein. Had men misschien angst dat dit unieke gebouw zou beschermd worden, en wilde men er daarom zo snel mogelijk komaf mee maken ?
De markten voor levend vee - vroeger in openlucht in bijna alle middelgrote dorpen en kleine steden -  verhuisden naar een handvol (overdekte) veemarkten, die vanaf de tweede wereldoorlog constant in aantal afnamen. De organisatie van het transport (opkomen van specifieke veevervoerders), de concentratie van de slachthuizen, verandering in vraag en aanbod en ook de steeds strengere reglementering en toezicht, de recente Europese regelgeving, leidden ertoe dat het aantal veemarkten tijdens de laatste jaren gedecimeerd werd.
De kleinere plaatselijke veemarkten zitten aldus sinds 1960 in hun terminale fase.
Op dat ogenblik probeerden een aantal centrumsteden (Ieper, Kortrijk, Sint-Truiden, Tongeren, Mechelen, ...) nog door stedelijke investeringen de tot dan toe grotendeels gedecentraliseerde veehandel naar hun grondgebied aan te trekken. Dit leidde tot de bouw van nieuwe overdekte veehallen die niet alleen de kopers en verkopers meer comfort moesten bieden tegenover de veemarkten in open lucht, maar ook een betere controle mogelijk maakten.  Deze veehallen drukten de openluchtmarkten in de jaren 1960 en 1970 uit de markt.
De veemarkt van Ieper kadert in deze ontwikkeling, en in de moderniserings- en  concentratiebeweging van de sixties. Het is vermoedelijk de laatste stedelijke overdekte veemarkt die inVlaanderen nog gebouwd werd volgens het oude concept. Het is o.i. ook de laatste die als dusdanig - zij het recent in privé-uitbating en op een laag pitje - in gebruik bleef. De meeste anderen werden ingevuld met of vervangen door nieuwe functies, zoals een overdekte antiekmarkt (Tongeren), sportinfrastructuur (St.-Truiden), of fuifgelegenheid (voorgesteld voor LAR-Menen). De indrukwekkende veemarkt annex slachthuis van Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk; 1953-1954, archit. Jozef Landsoght) werd recent gesloopt.
In de meeste andere gemeenten werd in tegenstelling tot Ieper en Brugge geopteerd voor een halstructuur met gebogen spanten, in beton (Tongeren, St.-Truiden) of gelamineerde houten spanten (systeem De Coene, Kortrijk, gesloopt). Ieper en de verdwenen veemarkt van Brugge nemen architecturaal in deze ontwikkeling een aparte en originele plaats in.
Het eigenlijke ontwerp van de veemarkt was afkomstig van de Ieperse architect Stefaan Grimmelprez (°1929). Deze deed zijn architectuurstudies in St.-Lucas Gent, nadien St.-Lucas Brussel (afgestudeerd 1956).Afgestudeerd als ‘laureaat’ kreeg hij door bemiddeling van de docent Pieter de Bruyne de mogelijkheid om stage te lopen bij architect Gio Ponti in Milaan. Op basis van een architectenkeuze door het toenmalige stadsbestuur kwam een samenwerking tot stand met de architecten Luc Coomans en Jan Carpentier. De laatsten opteerden voor een traditionele opzet met houten De Coene-spanten, doch onder invloed van Grimmelprez werd voor een andere en vernieuwende aanpak gekozen. Deze was gebaseerd op een grondige voorstudie van het programma en een aantal studiereizen - o.m. naar de nieuwe veemarkt van ‘s Hertogenbosch.
De eerste voorontwerpen dateren van 1963, de eerste ontwerpplannen van december 1964, de uitvoeringsplans kwamen tot stand tussen april 1996 en februari 1967.
Ook in tegenstelling tot de meeste andere slachthuizen die in deze periode tot standgebracht werden, werd dit van Ieper ingeplant in de
stationsomgeving. Dit bood in principe de mogelijkheid tot een rechtstreekse aansluiting op het spoorwegnet - een gegeven dat echter nooit ten volle benut werd als gevolg van de steeds grotere dominantie van het veevervoer per vrachtwagen.
Bij de uitwerking van het plan werd de circulatie van de veemarkt van de oorspronkelijk voorgestelde voorzijde van het gebouw naar de zijkant en de achterzijde verplaatst, om aldus geen hinder te veroorzaken op de - toen al - drukke Fochlaan. Het was een sterk gebouw uit post Expo’58-periode, totaal a-typisch voor de wederopbouwstad Ieper, maar daarom des te boeiender. Het confronteerde de stad, op een strategisch punt, met de vooruitgangsideeën van na de Wereldtentoonstelling en de Golden Sixties.
In essentie bestond deze veemarkt uit de eigenlijke veehalle, voorafgegaan door een gepronuncieerd eenlaags ontvangstgebouw met - in de stijl van de sixties - naar achter afhellend dak. Dit gaat de relatie en de dialoog aan tussen de halle en de stad (Fochlaan).
Gebruik makend van de eigenschappen van gewapende betonbalken (I-profielen) op betonnen kolommen kon voor de markthal zelf een luchtige structuur, met in de gevel geometrische motieven en grote glaspartijen gerealiseerd worden. In de binnenruimte kon daardoor - in vergelijking met andere markthallen uit deze periode - een zeer goede lichtinval bereikt worden. In en aansluitend aan de markthal werd aandacht besteed aan de inplanting van de verschillende functies (burelen opzichters, bergingen, lokaal en specifieke doorloop voor veearts, weeginstallatie, de afgelegen stal voor zieke dieren (achter de conci rgerie), de laadkaaien en zelfs de ruimte voor het kuisen en uitwassen van de vrachtwagens. In het concept werd ook enige flexibiliteit ingebouwd, zodat een gedeelte van de markt zowel voor runderen als voor varkens zou kunnen gebruikt worden.

Jammer, maar het gebouw bestaat nu niet meer.
We vernamen dat het bekende architectuurbureau
Samyn & Partners vorig jaar nog een prachtig herbestemmingsproject aan het stadsbestuur van Ieper voorstelde, waarbij heel wat culturele functies binnen het bestaande gebouw konden gerealiseerd worden. Ook dat mocht blijkbaar niet baten.
Ieper is daarmee een opmerkelijk gebouw kwijt uit de recente periode - die nu volop aan herwaardering toe is. Het zal dus niet te bezoeken zijn bij volgende Open Monumentendag.

naar boven


CATALONIË

In 2009 reis naar Catalonië gepland
In 1988 was een delegatie van VVIA gast tijdens het eerste congres van onze Catalaanse collegae, de I. Jornades d'Arqueologia Industrial de Catalunya die toen in L'Hospitalet de Llobregat plaatsvonden. Dat was het begin van de contacten, gevolgd door - in 1989 - de officiële verbroedering tussen VVIA en de AMCTAIC (de vereniging met de lange naam, de Associació del Museu de la Ciència i de la Tècnica i d'Arqueologia Industrial de Catalunya).
Volgend jaar vieren we dit, o.m. door een uitwisseling.
De AMCTAIC komt naar Vlaanderen, VVIA trekt een weekje Cataloniëwaarts. In principe vertrek op vrijdagavond of zaterdagmorgen,  terug op vrijdag, zaterdag of zondag.
Om dit goed voor te bereiden hebben we twee vragen voor potentiële belangstellenden:
1) geef een seintje als je interesse hebt om mee te gaan (afhankelijk van het aantal kunnen we betere tarieven in een hotel nabij Barcelona bedingen)
2) geef even aan welke periode je zou verkiezen om naar ginds te trekken: krokusvakantie, paasvakantie, één van onze gekende verlengde weekends, herfstavakantie - of nog een andere periode. Graag zouden we vernemen of onze leden ook bereid zijn om buiten de vakantieperiodes naar Catalonië te gaan (dan moeten jullie vrijaf nemen). Buiten de vakantieperiodes liggen de prijzen van vluchten en hotel natuurlijk lager
Graag zo spoedig mogelijk een berichtje
aan het secretariaat van VVIA
naar boven

Passat Industrial
De Catalaanse fotograaf Frank Gómes Castrillo werd in 1968 geboren in Terrassa, nabij Barcelona.
Zijn interesse voor fotografie ontstond toen hij in 1985 een Konica Autoreflex TC ten geschenke kreeg. Hij ontwikkelde zich eerst autodidactisch om het later professioneel aan te pakken (pas in 1999 - 2002 deed hij hogere fotografiestudies aan de Escola de Fotografia de la Fundació Politècnica de Catalunya). Intussen had hij bemerkt hoe het industrieel verleden van Terrassa stukje bij beetje verdween, en begon hij vanaf het ogenblik dat hij zijn eerste camera in de hand had gepassioneerd de beelden van dat verleden vast te leggen - eerst in Terrassa, nadien in andere streken van Catalonië. Als professioneel fotograaf verricht hij nu ook publicitaire fotografie, en maakt hij foto's van sportieve en andere evenementen - maar vooral van architectuur, gebouwen, stedelijke landschappen.
Van 23 april tot  28 de mei stelde hij zijn project
Passat Industrial, patrimoni industrial a Catalunya voor in de plaatselijke zetel van de raad van architecten (de Col·legi d'Arquitectes de Catalunya) in zijn geboortestad. Tot 18 april liep dezelfde tentoonstelling in een oud timmerbedrijf, de Antic Taller de Fusteria in het Parc Cultural de la Muntanya de Sal de Cardona - voordien werd het reeds in verschillende andere culturele centra tentoongesteld.
Deze tentoonstellingen getuigen van zijn onvoorwaardelijk engagement voor het industrieel erfgoed - en zijn het resultaat van jarenlang registreren van oude fabrieken en installaties. Bij het project horen intussen ook een website en een blog.
De
blog van Frank Gómes, online sedert 2007, geeft een overzicht van en commentaar bij de tentoonstellingen, links naar andere Catalaanse websites over industrieel erfgoed, standpunten en commentaren - en (via een aanklikbaar lijstje met sites) vooral een massa indrukwekkende en schitterende foto's.
De website
PassatIndustrial.com ging nog maar vrij recent online en is nog volop in ontwikkeling - maar belooft voor de toekomst. Het is niet zomaar een vrijblijvend artistiek project van een fotograaf, maar een statement dat mensen wil doen kijken naar en besef krijgen van de waarde van de oude industriële gebouwen in de Catalaanse steden. Waar de economische en stedenbouwkundige ontwikkelingen van Spanje tijdens het Franco-tijdperk grotendeels stil lagen, of de doelstellingen van het regime moesten dienen, kende Catalonië vanaf het einde van de jaren 1970 en vanaf 1980 een enorm snelle ontwikkeling - zo snel dat vele industriële en andere gebouwen die tot dan toe het uitzicht van de regio bepaalden, in sneltreinvaart verdwenen.
Die industriële panden werden verlaten, vervielen, wachtten op hun sloping en werden gesloopt. Enkele werden “gerecycleerd” en vervullen nu binnen de stadscentra hedendaagse economische en sociale noden. De overblijfselen die her en der nog bestaan zijn ‘residus industrials’, efemere elementen van een verleden en ziijn - aldus Frank Gómez - vermoedelijk ook gedoemd tot verlating en verval.
Volgens Frank Gómez is “el desenvolupament urbanístic actual incompatible amb la permanència d'edificis industrials buits, i la demanda de sòl fa que en la majoria dels casos siguin demolits sense que sigui tingut en compte el seu valor arquitectònic, les peculiaritats del seu procés productiu, així com la seva importància dintre d'un determinat sector industrial; i, no menys important, el seu lloc dintre de la memòria col-lectiva d'una ciutat” (is de moderne stedenbouwkundige ontwikkeling niet compatibel met het voortleven van leegstaande industriële gebouwen, en de eisen die op het ruimtegebruik gesteld worden hebben als gevolg dat de meeste ervan zullen gesloopt worden zonder dat ook maar iemand rekening houdt met hun architecturale waarde, het bijzondere karakter van hun industriële processen, net zoals hun determinerend belang in één of andere industriële sector. En, niet minder belangrijk, als plek binnen het collectieve geheugen van een stad).
In het geval van Terrassa waren de (textiel)fabrieken gedurende meer dan een eeuw determinerend voor de stedelijke persoonlijkheid, en bepaalden ze direct of indirect het leven van duizenden stedelingen. “Abandonar-les a la seva sort o enderrocar-les, fa que perdem per a sempre un dels capítols més transcendents de la nostra història urbana mes recent.” (Ze zo maar aan hun lot overlaten of slopen zou betekenen dat we voor altijd één van de meest transcentente hoofdstukken van de recente stedelijke geschiedenis zouden verliezen).
Deze websites bezoeken is niet alleen een lust voor het oog - ze leren kijken naar en interpreteren van een belangrijk stuk Catalaans verleden. Maar tezelfdertijd en vooral slaagt de samensteller er in om door spitse teksten de bezoeker te laten nadenken over het hoe en waarom, over de dingen die gingen en die gaan, over de gebouwen waarvan hij met een sterk artistiek engagement de waarden voor toekomstige generaties vastgelegd heeft.
Als je zijn werken gezien hebt dan kun je nooit meer zeggen dat je het niet geweten hebt.

Alvast een mooie inleiding voor degenen die eind oktober naar Terrassa trekken voor het derde E-FAITH-weekend, of die volgend jaar met VVIA naar Catalonië willen trekken.

naar boven


FRANKRIJK
Bedreiging van de bruggen van Bordeaux
Le Monde brengt een artikel over de bedreiging van de bruggen van Bordeaux. De Pertuis-brug werd in december 2007 gesloopt, de werken begonnen plots tussen kerstmis en nieuwjaar: het was de laatste draaibrug met tegengewichten in Frankrijk. Ook de spoorwegbrug 'passarelle Saint-Jean', waar Eiffel nog de leiding had bij de bouw, werd bedreigd.
De passarelle Saint Jean werd (zie artikel in
La Tribune de l'Art) in extremis beschermd, na een geslaagde actie van de 'Association Sauvons la Passerelle Eiffel' en onder druk van de stappen van Unesco.
Het UNESCO-comité voor het werelderfgoed stelde immers een speciaal toezicht op de stad in, omdat deze in 2007 als werelderfgoed erkend werd. De sloping van de bruggen en
de nieuw geplande bruggen zouden een aantasting van de perimeter van deze erkenning inhouden. Ook heeft Unesco tegen februari 2009 de opstelling van een rapport over de visuele impact van de nieuwe bruggen op het karakter en de erfgoedwaarde van de zone geëist.

naar boven


GROOT-BRITTANNIË
Save Bletchley Park
Meer dan 100 Britse academici schreven een open brief waarin ze de Britse regering vragen om Bletchley Park (nabij Milton Keynes) te redden van verval. In dat landhuis ontcijferden de Britten tijdens de tweede wereldoorlog de geheime boodschappen van de nazi's en het is ook de plaats waar de voorloper van de moderne computer werd ontwikkeld. Deze pre-computers werden jammer genoeg in 1961 vernietigd, maar een replica van de oorspronkelijke "Colossus" bevindt zich terug op deze plek nadat vrijwilligers meer dan 100.000 werkuren aan de reconstructie ervan besteed hadden.
De site wordt beheerd door een private trust die al zijn inkomsten moet halen uit tickets en donaties, en die langzamerhand het water tot aan zijn lippen ziet stijgen.
'Station X' zoals het in de oorlog ook wel werd genoemd bevindt zich vandaag aldus de wetenschappers in hun
open brief in The Times in een "verschrikkelijk slechte staat", en "als natie kunnen we het ons niet veroorloven dat een onderdeel van het Britse en van het werelderfgoed op een dergelijke manier wordt verwaarloosd". Ze vragen daarom dat de overheid zou voorzien in een zelfde financiering als voor de grote Britse musea.Voor de komende drie jaar is minstens 7 miljoen Britse pond (zo'n 9 miljoen euro) nodig om de site te bewaren en self-supporting te maken - waarvan 1 miljoen pond voor hoogdringend onderhoud en herstellingen.
Ook
BBC-news maakte een uitzending over de toestand (filmpje te bekijken op de BBC-website), terwijl de meeste andere Britse media en computertijdschriften uitgebreid op de campagne ingingen en hun sympathie uitspraken
Er werd intussen
een speciale informatie-website geopend met een discussie-forum, een foto-galerij en tal van links.  Op de overheids-website van Downingstreet 10 (waar iedereen een voorstel tot petitie kan ondertekenen) werd een petitielijst geopend waarop reeds meer dan 10.000 burgers hun handtekening zetten, en daarnaast loopt er een internationale petitie die ook door niet-Britten kan ondertekend worden (doen !!!)

naar boven

NEDERLAND  
Schiecentrale herontwikkeld tot mediacampus
Na jaren dienst te hebben gedaan als elektriciteitscentrale is de herontwikkeling van de
Schiecentrale in het Lloydkwartier in Rotterdam tot een mediacampus met woon/werk-units een feit.
De Schiecentrale was in het verleden in gebruik als elektriciteitscentrale. In 1996 begon de herontwikkeling van dit historische complex, waarbij in de eerste drie fasen het bestaande pand is omgebouwd tot een mediacampus voor bedrijven uit de tv-, radio-, en av-industrie. Bij fase 1, 2 en 3 werden bestaande delen van de Schiecentrale herontwikkeld. In fase 4 worden twee volledig nieuwe gebouwen (fase 4a en fase 4b) gerealiseerd. Met de
3e fase werd ingegaan op de wens van de sector om ook meer leisure-achtige functies toe te voegen.
In de eerste helft van dit jaar werd de laatste hand gelegd aan fase 4: onlangs werd fase 4b opgeleverd. Dit complex, de Hoge en Lage schijf genaamd, bestaat uit respectievelijk 16 en 9 verdiepingen met 156 woon-/werkunits, 6000m2 kantoorruimte en 20 kadewoningen, een supermarkt van 2000m2, een sporthal, een parkeergarage met 400 plaatsen en een binnendek.
In heel het project speelde het
Rotterdams Fonds voor Film en Audiovisuele Media samen met het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (tik 'Schiecentrale' in zoekfunctie) een belangrijke rol.
naar boven

Wagenwerkplaats Amersfoort
De Wagenwerkplaats in Amersfoort functioneerde vanaf 1903 als het werkterrein van honderden spoormedewerkers die als gevolg van een spoorstaking waren overgeplaatst van Haarlem naar Amersfoort. Bijna al het onderhoud van het goederenmaterieel van de Nederlandse Spoorwegen gebeurde hier. Om het personeel en hun gezinnen te huisvesten liet de gemeente achter het complex een wijk bouwen, het huidige Soesterkwartier. In 1930 was de Wagenwerplaats de belangrijkste werkgever van Amersfoort.
In 2000 werd ze echter door NS gesloten. De gebouwen begonnen te vervallen en werden slachtoffer van vandalisme. Om de definitieve sloop te voorkomen richtte een buurtbewoonster, Joke Sickman, samen met een aantal andere burgers de Werkgroep Wagenwerkplaats op. Ze gingen er keihard tegen aan en wisten het tij te keren. Daarbij kwam ook de medewerking van
SIESTA, de Stichting Industrieel Erfgoed in de Stad Amersfoort.
Nu maken verschillende bedrijven en instellingen met cultureel karakter gebruik van gebouwen op het
terrein van De Wagenwerkplaats men noemt het terrein een "culturele en creatieve broedplaats". In juni 2007 kregen de bijzonderste gebouwen door de inspanningen van de gemeente - die zich intussen achter het behoud geschaard had - en het burgerinitiatief de felbegeerde status van Rijksmonument. In samenwerking en samen-denkend met de lokale bevolking worden nu volop plannen gemaakt voor de toekomst.
In april j.l. ontving Joke Sickman de
Saxion Stimuleringsprijs voor de meest inspirerende aanpak van stedelijke vernieuwing. Daarmee is bewezen dat ook gewone burgers een inbreng kunnen hebben in stedelijke vernieuwing, en welke mogelijkheden er zijn indien deskundigen en burgers samenwerken. De ontwikeling van de Wagenwerkplaats was een belangrijk sociaal en socialiserend proces waarbij ondernemers, planners, buurtbewoners, overheden en de NS betrokken waren - en dat ook gebruikt werd als een bijzondere leersituatie waarbij studententeams van HBO en MBO ondersteuning leverden.
Ook in Vlaanderen bestaan dergelijke spoorwegterreinen - burgers, overheden en NMBS kunnen gerust wat inspiratie in Nederland gaan opdoen.
naar boven

Tilburg: Audax Textielmuseum
Het Audax Textielmuseum Tilburg is gevestigd in Tilburg, net over de grens in de provincie Noord-Brabant.
Op 25 mei 2008 vierde het museum ook zijn vijftig jarig jubileum. In de ruim acht maanden daarvoor onderging het museum een ware metamorfose. Er is een nieuw EntreeGebouw gerealiseerd onder architectuur van cepezed en ingericht door Studio's Müller en Van Tol. In het nieuwe gebouw vindt de bezoeker nu een zeer uitgebreide TextielShop, "Bij Mommers" (horeca), vergaderlokalen, een foyer, auditorium en een bijzonder platform op de bovenste verdieping met een prachtig uitzicht over het gehele terrein.
Daarnaast is ook het huidige museumgebouw grondig verbouwd. De tentoonstellingsruimte op de begane grond is fors uitgebreid en de routing in het museum is ingrijpend veranderd. Ook de semi-permanente tentoonstellingen TextielLab en DamastWeverij zijn vernieuwd.
Het Textielmuseum werd in 1958 geopend in een voormalige fabrikantenvilla en is sinds 1985 gehuisvest in de voormalige textielfabriek van de firma C. Mommers & Co., ooit een van de grootste werkgevers in Tilburg. In mei 2008 heropende het museum na een grondige verbouwing van het museum en de nieuwbouw van de entree.
Het Nederlands Textielmuseum is een creatief bedrijf. Vakmensen zijn dagelijks aan het werk te zien samen met studenten, ontwerpers en kunstenaars. Deze bijzondere samenwerking leidt tot verrassende designproducten, nieuwe technieken en kunstwerken van textiel. De bezoeker is getuige van het hele proces van schets tot product.
Het museum toont ook het verleden. In de ´Wollendekenfabriek 1900 - 1940´ werken de machines -w.o. een stoommachine - nog allemaal. Op die manier is goed te zien hoe er vroeger werd geproduceerd. Hoe de mensen het werken in de textiel hebben ervaren, wordt verteld in ´Hete Harten Koele Koppen, werken in de textiel vanaf 1860 tot nu´.
Op die manier is het Audax Textielmuseum Tilburg het kloppend hart van het Mommerskwartier. De komende jaren wordt dat  laatste uitgebouwd tot hét centrum van creatieve bedrijvigheid rond textiel, erfgoed en geschiedenis. In een '
Stichting Mommerskwartier' zijn daartoe ondergebracht het Audax Textielmuseum, het (intergemeentelijk) Regionaal Archief Tilburg en het Stadsmuseum Tilburg. Om de doelstellingen te verwezenlijken kreeg de stichting in 2007 voor de komende vier jaar van de gemeente Tilburg bijna 21 miljoen euro subsidie toegekend.
naar boven


ZWITSERLAND

Rhätische Bahn in Graubünden: UNESCO-werelderfgoed
  
Op 7 juli 2008 heeft de
Commissie voor het Werelderfgoed van de UNESCO het Albula/Berninatraject van de Rhätische Bahn in Graubünden, Zwitserland, opgenomen in de lijst van werelderfgoed. Daarmee is de Rhätische Bahn de derde spoorbaan ter wereld die door de UNESCO als `universally outstanding' is beoordeeld - na de bergspoorlijnen in India (1999) en de Semmering Spoorlijn in Oostenrijk (1998). Sinds 1999 tracht ook Groot-Brittannië het tracé van de Great Western Railway, tussen Paddington en Bristol (met de spoorwegstad Swindon waar verschillende ' conservation areas' de oude spoorwegwerkhuizen en het spoorwegpatrimonium veiligstellen) op deze lijst te krijgen
De Rhätische Bahn in het Albula/Berninagebied is een meesterwerk dat is ontstaan door een complex samenspel van politiek, economie, techniek, cultuur en natuur. De unieke spoorbanen passen zich met spectaculaire kunstbouwwerken zoals viaducten en keertunnels harmonisch aan het schitterende landschap aan.
Het 122 km lange prachtige traject dat van Thusis via St. Moritz naar Tirano voert, gaat over 196 bruggen, door 55 tunnels en langs 20 gemeenten. Op het steilste gedeelte wordt zonder hulp van tandraderen een stijging van maar liefst 7% overwonnen. De circa 100 jaar oude spoorweginfrastructuur bevindt zich in een zeer goede, authentieke toestand. In cultureel opzicht verbindt het treintraject de Duitse, Italiaanse en Reto-Romaanse taalgebieden en maakt het mogelijk cultuurhistorisch belangrijke plaatsen te beleven op een traject dat zelf ook over kunstbouwwerken van grote betekenis leidt.
naar boven

PUBLICATIES

Fabrieksschoorstenen
De Nederlandse Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschappen en Monumenten (RACM) publiceerde zopas deel 10 van de brochures 'Cultuurhistorie', met als titel ‘Fabrieksschoorstenen’. De Stichting Fabrieksschoorstenen (STIF)  tekent hoofdzakelijk voor de inhoud.
Uit de inleiding: 'Historische fabrieksschoorstenen vormen een bijzondere categorie binnen het industrieel erfgoed. Net als watertorens en vuurtorens zijn het markante elementen in het beeld van stad en land. De herwaardering van de schoorsteen als monument van bedrijf en techniek heeft inmiddels zo'n hoge vlucht genomen dat een brochure als deze wenselijk is'. Deze tekst heeft natuurlijk betrekking op de toestand bij onze noorderburen (nog?) niet op Vlaanderen...
De brochure is verkrijgbaar bij de RACM, Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort. Mailadres:
info@racm.nl.
Ze kan ook in PDF-formaat gehaald worden van
de website van de RACM

IJzeren golfplaten...
De Schotse dienst voor de monumentenzorg, Historic Scotland, realiseerde in zijn reeks 'Inform' een folder over behoud en herstel van oude metalen golfplaten, onder de titel Care and Maintenance of Corrugated Iron (Edinburg, Historic Scotland, 2008, vouwblad).
We vergeten maar al te vaak dat golfplaten reeds meer dan twee eeuwen in gebruik zijn - dus onderdeel van de bouwhistorie én met erfgoedwaarde. Het eerste patent dateert van 1828. Golfplaten werden vrij vroeg gebruikt op allerhande traditionele constructies, omdat ze gemakkelijk aan te wenden, stevig en licht waren. Er werden geprefabriceerde bouwonderdelen, afsluitingen en zelfs gebouwen mee gerealiseerd.
Omwille van zijn historisch belang moeten monumentenzorgers aandacht hebben voor het behoud ervan. Het materiaal is immers erg kwetsbaar, o.m. omdat vegetatie en opgestapeld stof het vocht vasthouden en het verval door roest bespoedigen. Het vouwblad gaat in op een aantal eenvoudige technieken om oude golfplaten op historische gebouwen te redden.
De vraag die in Schotland onderdeel vormt van monumentenbeleid wordt bij ons zelden (of nog niet ?) gesteld.  Reeds in 2004 publiceerde Historic Scotland de 'Technical Advice Note 29' gewijd aan '
Corrugated Iron and Other Ferrous Cladding'  (54 blz. prijs 6 £).
In Vlaanderen verdwijnen golfplaten meestal bij restauratie, zonder dat ook maar enige vraag naar hun historische relevantie gesteld wordt.

In dezelfde reeks verschenen vroeger reeds vouwfolders over dakpannen, oud vensterglas, keramische vloertegels, gietijzeren regenwaterpijpen, gietijzeren hekkens - en tientallen andere onderwerpen die minder betrekking hebben op industrieel erfgoed maar die elke erfgoedzorger ongetwijfeld zullen interesseren.
De vouwfolders kunnen aangevraagd worden bij
Historic Scotland, maar de meeste kunnen ook in PDF-formaat van de website van Historic Scotland gehaald worden.

Chris VANDEWALLE: De dolle biertocht van Sint-Henricus en zijn Arabier(en) : de brouwerij Sint-Henricus / de Dolle brouwers in Esen (1835-heden). Alveringem,  Westhoek-Monumenten vzw, 64 bladzijden, 7,50 euro
De monografieënreeks Het Vlaams Brouwbedrijf in historisch perspectief  blijkt verder de hoge verwachtingen in te lossen die in 1996 bij de opstart van deze reeks vooropgesteld werden. Aan de basis van dat initiatief lag de overtuiging dat het door vrijwilligers gerestaureerde en opengestelde Mout- & Brouwhuis de Snoek een rol te vervullen had én heeft in de opwaardering van de eeuwenoude Vlaamse biertraditie, die bij gebrek aan een vleugje chauvinisme van zijn cultureel aureool was ontdaan. Als unieke brouwindustriële erfgoedsite in Vlaanderen groeide het Mout- & Brouwhuis de Snoek uit tot dé uitgelezen locatie om met wetenschappelijk onderzoek onderbouwd te ijveren voor het behoud van zowel het onroerend als het roerend en immaterieel erfgoed dat aan de Vlaamse biercultuur belevingsgericht gestalte geeft.
Deze nieuwe publicatie is het boeiend verhaal van drie generaties/families bouwers – Nevejan (1835-1882), Costenoble (1882-1978), Herteleer/De Dolle Brouwers (sedert 1980) - die komen en gaan, van wisselende activiteiten, van ondernemingszin- en handelsgeest gepaard gaande met vakmanschap en noeste arbeid. Het gaat over een intiem micro-economisch wereldje in de West-Vlaamse gemeente Esen dat de confrontatie aangaat met de problemen van zijn tijd. Hier passeren brouwers en arbeiders, klanten en leveranciers de revue.
In de genealogie van de Diksmuidse familie Nevejan vinden we talrijke mout- en brouwactiviteiten terug. Vanaf het einde van de 18e eeuw tot in de 20e eeuw bracht de familie Nevejan een opvallende groot aantal dokters, veeartsen en brouwers voort. Deze eigenaardige combinatie van beroepen was als het ware het handelsmerk van de familie Nevejan. Het brouwersvak was voor hen vaak een bijberoep naast een dokters- of veeartsenpraktijk, maar even vaak ook hun hoofdberoep.  (zie ook Chris VANDEWALLE, De Kerels van Nevejan – De brouwersfamilie Nevejan in Beerst, Diksmuide en Krombeke (19de – 20ste eeuw), Alveringem 2005)
In deze studie gaat de belangstelling uit naar de bierbrouwerij St.-Henricus in Esen (1835). Ludovicus Franciscus (Louis) Nevejan (1802-1882), afkomstig van Westrozebeke, huwde op 7 februari 1832 met de Merkemse notarisdochter Emilie-Adelaïde Syoen (1810-1878). Beroepshalve was Louis heelmeester (chirugien) en brouwer-stoker. In 1835 richtte hij de brouwerij Sint-Henricus op. De Bestendige Deputatie West-Vlaanderen leverde hem op 3 maart 1835 de vergunning af tot de oprichting van een brouwerij. De nieuwbouw werd ingeplant langsheen de ‘Rousselaerestraat’ en werd Sint-Henricus genaamd: op 29 maart 1835 overleed immers Louis Nevejans derde zoon Henri Theodorus (04.05.1834). Aanvankelijk begonnen als brouwerij werd er in Esen ook vlug overgegaan naar het stoken van jenever op basis van granen en mout.
De studie geeft een boeiend fresco van de families die de brouwerij uitbaatten, van de geschiedenis van de uitbating en van de economische en andere belangen van deze brouwers.
Er wordt ook ingegaan op het courante bier dat voor de Eerste Wereldoorlog gedronken werd: het Vlaams bruin bier waarvan de densiteit zeer hoog lag, rond 3 à 3,5 graden. De kwaliteit beantwoordde perfect aan de noden van die tijd: een licht doordrinkbaar donker bier dat tegelijk verfrissend zuur was en zacht van smaak. Dat bier was toen eigen voor de streek. Bier kon door de particulier worden opgehaald maar er werd ook geleverd aan de herbergen in Esen, Zarren, Diksmuide, Vladslo, Middelkerke, Nieuwpoort-Bad, Westende, Middelkerke, Lombardsijde, Keiem, Beerst, Nieuwpoort, Oostende, Woumen, Leke, Klerken, Merkem, Schore en Kaaskerke.
De brouwerij St.-Henricus speelde een belangrijke rol tijdens de Eerste Wereldoorlog. Wanneer het dorp op de vooravond van 20 oktober door de Duitsers werd ingenomen, zochten de inwoners van Esen o.m. hun toevlucht in de kelders van de brouwerij. De Duitsers maakten hiervan gebruik om de hele brouwerij en het brouwershuis uit te bouwen tot een soort gevangenis. Op 15 november (na de val van Diksmuide op 10 november) werden de meer dan 500 gevangenen uit de brouwerij te voet naar Zarren (Kortemark) overgebracht, van waar ze met de beestentrein verder vervoerd werden naar Torhout, Roeselare of Brugge.
Op 11 november 1918 eindigde de ‘Grote Oorlog’. De economische omstandigheden waren echter zeer moeilijk. Het industriële apparaat was ontwricht en machines en apparaten konden slechts met veel vertraging worden geleverd. Daarbij aansluitend stak er in de brouwerijwereld een nieuw fenomeen de kop op dat de toekomst sterk ging bepalen. De lagegistingsbieren deden volop hun intrede. Aldus had de mechanisatie en de modernisering haar intrede gedaan en kon de bierproductie in maart 1920 opnieuw worden gestart. Eveneens op een ogenblik dat vele brouwerijen nog door de oorlogsomstandigheden nog ontredderd waren. Voor de familie Costenoble alvast een lucratief toeval. De wederopbouw van de frontstreek trok immers extra werkkrachten aan, waardoor het bierverbruik opnieuw fel toenam.
Ook de Tweede Wereldoorlog liet in de brouwerij zijn sporen na. Inkwartiering voor soldaten, officieren en onderofficieren werd opgeëist vanaf augustus 1941, zowel bij Moïse Costenoble als bij zijn zussen. Vanaf september 1941 moest men bijna wekelijks 80 à 150 hectoliter bronwater aan de Duitse Wehrmacht leveren, evenals elektriciteit. Twee voertuigen en het bureau van de brouwerij werden verplicht aan de bezetter ter beschikking gesteld. De productie van de brouwerij ging duidelijk achteruit. Wanneer er in 1939 nog 14.950 kg grondstoffen werd gestort, daalde dit in 1941 naar ongeveer 2.850 kg. Vervolgens zakte het cijfer tot 1.850 kg, om in 1945 opnieuw te stijgen naar 4.850 kg, en in 1946 naar 8.400 kg.

Tijdens de jaren zeventig kreeg Louis Costenoble te kampen met gezondheidsproblemen. In 1979 zag hij zich verplicht om alle brouwactiviteiten te staken. Men brouwde nog 6 maal met een opbrengst van 328 HL bier. Het bierwerkregister vermeldt 31 juli 1979 als laatste brouwdatum van de Brouwerij Costenoble. Een jaar later, in 1980, verkocht Louis Costenoble de brouwerij aan De Dolle Brouwers. Dit waren twee broers Herteleer, Dirk Coussée en Bernard Veranneman. Na de nodige aanpassingswerken aan de brouwerij brouwden
De Dolle Brouwers op 15 november 1980 hun eerste Oerbier in de eigen brouwerij. Aan creativiteit ontbrak het de nieuwe brouwers zeker niet. Vooral in de eerste tien jaren werden de bierliefhebbers regelmatig verrast met nieuwe bieren. Sommigen waren slechts eenmalig of tijdelijk, anderen hebben sindsdien een blijvende plaats in het assortiment van de brouwerij verworven, hetzij permanent, hetzij als seizoensbier. De productie is stabiel rond de 1000 Hl per jaar.  De gekende bieren zijn : Oerbier, Arabier, Stille Nacht, Boskeun, Dulle Teve etc .

* Deze en de andere monografieën kunnen worden aangekocht of besteld bij het Mout- & Brouwhuis de Snoek, Fortem 40 te 8690 Alveringem     

Natuur en Stedenschoon
Het zopas verschenen nummer van het tijdschrift van de Vereniging voor Natuur- & Stedenschoon, Land In Zicht nr. 3 juli – augustus – september 2008, besteedt in vier  artikelen aandacht aan industrieel archeologische thema’s of gerelateerd aan het industrieel erfgoed, nl.
- De papier- en ketelfabriek De Naeyer in Willebroek (door Hugo Lejon)
- Haringrookschouw Van Hemelrijk in Mariekerke tegen de vlakte (door Yvan Verbraeck)
- Vlaamse molenaars steken een tandje bij (over de nieuwe vzw “Levende Oost-Vlaamse Molens”) (door Alain Goublomme)
- Een zeldzaam ensemble van architecturale keramiek in Expo 58-stijl. Over het tegeltableau in het station van Mechelen (Mario Baeck)
Voor meer info: 
Vereniging voor Natuur en Stedenschoon vzw, Carnotstraat 47 bus 3, 2060 Antwerpen, of per e-mail

naar boven


UIT DE PERS

Amerikaans museum laat Concorde verrotten
De Britse Daily Telegraph schrijft dat de Concorde die in 2003 door British Airways in bruikleen gegeven werd aan het New Yorkse USS Intrepid Sea, Air and Space Museum op een plaatselijk vliegveld staat af te takelen. De verf bladdert af, alles is met vogeluitwerpselen besmeurd, vogels nestelen in de motoren, en het windscherm is gebroken...

naar boven

WEBSITES

Oudste bedrijven ter wereld
Op internet vind je twee lijsten met de oudste bedrijven ter wereld, nl. een eerste op Bizaims en een tweede op Wikipedia. Beide lijsten zijn (natuurlijk) niet dezelfde, omdat ze elk andere normen aannemen.
In de eerste lijst komen geen Belgische firma's voor.
De Wikipedia-wijsheid verklaart de abdijbrouwerij van Affligem het oudste Belgische bedrijf, met verkeerd als oprichtingsdatum 1074 (oprichting van de
abdij, die pas in 1083 gesticht werd...) en ondanks het feit dat het abdijbier nu in Opwijk gebrouwen wordt.
Het tweede bedrijf in de ranglijst is
Stella Artois (sedert 1366, op 56e plaats), nu natuurlijk onderdeel van de multinational !nbev/Ambev die volop bezig is met het inlijven van Anheuser-Bush.
Derde op de top 1000, op 393 is de
brouwerij Huyghe (1654) uit Melle, op plaats 566 gevolgd door de touwslagerij Bexco, een fusie tussen de Hamse touwslagerijen Le Lis en Vermeire waarvan de activiteiten tot 1725 teruggingen).
De Antwerpse
Brouwerij De Koninck (1833) staat maar op de 1311e plaats. In Wikipedia komt geen enkele Brusselse of Waalse firma voor...
Natuurlijk is zo'n lijst iets triviaals. Ook in Nederland ontstond er op het
Archiefforum (van wie we de tip kregen, dank daarvoor) een discussie over de samenstelling van de lijsten en de aangehouden normen.
Misschien kunnen we voor Vlaanderen het werk eens op een ernstiger wijze overdoen...
naar boven

NASA archief online
De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA bestaat 50 jaar. Hun schitterend beeldarchief (foto’s en video) is nu online te raadplegen op de website NASA images. Van Explorer en zijn pioniers (1957-1958), via Gemini en Apollo, tot de Shuttle, Hubble, Cassini en ISS. Niet alleen de schitterende beelden van hemellichamen en sterrenstelsels, maar ook van de mensen achter de ruimtetuigen, de techniek, de ruimtetuigen zelf en de lanceringen. Ook dit is al een fraai stuk industrieel en technisch erfgoed, naast voor sommigen van ons nostalgie uit onze jeugd.
naar boven

Charles Babbage en de Difference Engine
Charles Babbage (26 december 1791 – 18 oktober 1871) was een Brits uitvinder die bekend werd als de ontwerper van de eerste geautomatiseerde, programmeerbare, mechanische rekenmachines, de voorloper van de elektronische computer. Zijn 'Difference Engine' (1821) was een mechanische, automatische rekenmachine om wiskundige tabellen te genereren. In 1837 formuleerde hij de ideeën voor zijn 'Analytical Engine' , bestemd om mathematische formules te evalueren. Deze machine kwam even voor zijn dood in 1871 klaar.
Het
Science Museum in Londen heeft in de periode 1985-1991 ter ere van de 200e geboortedag van Charles Babbage de Difference Engine No. 2 (ontwerp 1849, nooit gerealiseerd door Babbage zelf) gebouwd. Bij het bouwen werkte het museum zoveel mogelijk volgens de technieken uit de tijd van Babbage gewerkt, om aan te tonen dat een 19e eeuwse Engine had kunnen werken. En ze werkte inderdaad. In 2001 voltooide men er een eveneens door Babbage ontworpen printer, die wordt aangestuurd door Difference Engine No. 2.
Op 1 mei 2008 werd in het
Computer History Museum in Mountain View (in Silicon Valley) in de Verenigde Staten, een tweede versie van Difference Engine No. 2 gepresenteerd. Het project werd gerealiseerd in een samenwerking tussen het Science Museum en het Computer History Museum, met de genereuze financiële hulp van het Microsoft-genie Nathan Myhrvold. Of toch niet zo genereuze tussenkomst, want na één jaar verdwijnt de replica uit het museum om terecht te komen in de privé-verzameling van de schenker (sic). Van het project en de werking van de machine werd een videofilm gemaakt die (na een publiciteitsspot) op internet te bekijken is.
naar boven

Computergeschiedenis en -erfgoed: surfend op zoek...
Vintage computers en retro computers zijn in. Nostalgische verzamelaars verzamelen, ruilen, kopen, herstellen en vertroetelen de oude machientjes waarvan de jongeren zelfs het bestaan niet meer vermoeden - alhoewel de dingen vaak niet ouder zijn dan zijzelf. Op E-Bay wordt op oude computers geboden en bestaan er gespecialiseerde webshops. Er is zelfs een internationaal Vintage Computer Festival

De naam van Charles Babbage (zie verder) is intussen verbonden aan verschillende belangrijke organisaties en instellingen die zich met de geschiedenis van de computer en de informatica bezig houden, o.m. het Charles Babbage Institute for the History of Information Technology aan de universiteit van Minnesota. De geschiedenis van de computer stijgt langzamerhand uit boven het peil van de nerds en de verzamelaars - musea, onderzoeksinstellingen en onderzoekers wijden er hun tijd aan. In 2007 werd door de Griek Efstathios Tsolis aan de Universiteit van Bristol een scriptie verdedigd voor het behalen van een MA Historical Archaeology over 'An Archaeology of Computers. Material Culture Studies of the 19th and 20th century computing in the Science Museum, London'. De inhoud en een abstract van de scriptie werden door de auteur op een blog geplaatst, van waar men ook de scriptie zelf als PDF kan afhalen.

Het vroegere
Boston Computer Museum (Massachusetts, USA) was het eerste in zijn soort. Het werd geopend in 1979. De oorspronkelijke collectie was de grootste ter wereld en bevatte de Whirlwind vacuum tube computer, de SAGE computer room een opstelling over de geschiedenis van de Cray supercomputers. In 1996 lag het Boston Computer Museum (dat zijn aandacht meer en meer was gaan toespitsen op het werken met kinderen en toen een grote collectie (speelgoed)robots bezat) aan de basis van de oprichting van The Computer Museum History Center
in Moffett Field, California - dat in 2001 zijn naam wijzigde in
Computer History Museum. Toen het museum in Boston in 1999 zijn deuren sloot werd zijn collectie een onderdeel van het Boston Museum of Science - in februari 2000 werden de restanten overgedragen aan het Computer Museum History Center.

Intussen is ook in Europese landen de belangstelling voor de geschiedenhis en het erfgoed van computers sterk toegenomen.
In Groot-Brittannië werkt het project
'Our Computer Heritage' , op initiatief van de Computer Conservation Society, aan een web-database van het 80-tal in Groot-Brittanië ontworpen computers en de ca. 2000 plekken waar deze tussen 1945 en 1970 gebruikt werden. Het Britse Computer Museum - of liever 'The Centre for Computing History' is gevestigd in Haverhill (Suffolk). Het is nog op zoek naar een betere en definitieve vestigingsplaats, maar kan nu reeds op afspraak bezocht worden. JHet haalde onlangs een TV-uitzending op de regionale ITV-zender (bekijk het programma online).
Over de controverse rond
Bletchley Park vonden jullie hoger reeds een artikel
In Frankrijk werd in 1996 de actieve vereniging
WDA pour la préservation du patrimoine numérique opgericht, die oude toestellen verzamelt en de oprichting van een computermuseum nastreeft, die oude computers restaureert, die firma's en instellingen helpt en adviseert bij het behoud van hun oude computers. Op hun website vindt men een druk forum waar leden en belangstellenden discussiëren over oude computers, computer-onderdelen, van PC tot Apple en Linux.
Voor de Duitstalige landen is er
Computer History Online (met o.m. een Duitse visie op de computergeschiedenis en links naar Duitse verzamelingen). De site wordt samengesteld en beheerd door Clemens Weller, en is de opvolger van het thans niet meer bestaande German Web Computer Museum" (vroeger op ourworld.compuserve.com/homepages/computer_museum) dat in januari 1996 de eerste website was over computergeschiedenis. Het oudste Duitse computermuseum, in Aken, is in 1987 ontstaan uit een computerverzameling van de Technische Hogeschool (Prof. Ameling) en ressorteert nu onder de Lehrstuhls für Geschichte der Technik van de Rheinisch-Westfälisches Technische Hochschüle.
In Nederland is er de
Stichting Computermuseum, opgericht in 1992. De stichting heeft een uitgebreide collectie historisch materiaal bestaande uit computer-apparatuur en toebehoren, en boeken en tijdschriften - maar (nog) geen echt museum open voor het publiek. Een tweede 'Computer Museum' is er een privé-initiatief van de gefascineerde verzamelaar Gerben Ritsema ("Gooi oude computers niet weg! Biedt ze aan op een rommelmarkt, bel mij"). Nummer drie is het Tehuis voor Bejaarde Computers in Winssen vlak bij Nijmegen. Nummer vier is het Computer Museum van de Universiteit Amsterdam met aandacht voor Willem Bartjens' boek 'De Vernieuwde Cyferringe' waarvan de eerste editie verscheen in 1637, de laatste in 1839. Bartjens was een 'cijferaar', de eerste 'computer'.
Voor wie van spelen houdt: in Epe is er tenslotte het
Bonami Spelcomputer Museum

In Vlaanderen was er ook wat oogst.
De webpagina's van
Franky's Computer Collection zijn niet meer bijgewerkt sedert november 1998
Er is een beperkte collectie ('
Computermuseum ') aan het Departement Computerwetenschappen van de K.U. Leuven. De computerfirma Unisys heeft in Haren (Brussels Gewest) zijn eigen bedrijfsmuseum. Lucien Stevens heeft een Belgian Microcomputer Museum met 11 werkzame toestellen.
Het
cultuurbeleidsplan van de stad Roeselare vermeldt op p. 39 een computermuseum - maar we vonden geen website terug. Enkele jaren geleden was VVIA er nog op bezoek: de indrukwekkende en unieke collectie was eigendom van de firma ATIL, één van de eerste computerbouwers in België die een reeks eigen systemen ontwikkelde. Op de bedrijvenpagina van de stad wordt het bedrijf omschreven als "Sinds 1970 een begrip in informatica met een sterke reputatie in accountantskantoren, sociale secretariaten en KMO's"...
Wij namen contact op met de firma en kregen te horen dat het museum gesloten is omdat het bedrijf de plaats voor andere doeleinden nodig had. Op een voorstel om de collectie samen met de stad Roeselare verder te beheren werd door de stad niet positief gereageerd - zodat een deel van de collectie afgevoerd werd. Enkel de oudste stukken zijn nog in het bedrijf bewaard maar niet meer toegankelijk voor bezoekers. Jammer...
Onlangs
werd er op Ebay nog een ATIL-museumstuk uit 1977 (sic) aangeboden, dat zich in het Waalse Mont-de-l'Enclus bevond. Het werd geveild voor 100 euro...

Misschien zijn er nog ergens collecties: graag kregen wij daarover een seintje, en dan geven we verslag in een volgende elektronische nieuwsbrief

Maar we zijn nog niet rond. Er is nog het Computerhistory.net, 'Archiving the past for the future', om datgene dat verband houdt met de virtuele computergeschiedenis te bewaren voordat het verdwijnt van het internet - een project dat jammer genoeg (voorlopig ?) niet het succes kent dat men oorspronkelijk voor ogen had. Computers en computergegevens zijn en blijven vluchtig. De toestellen bewaren is mooi, maar waar vind je het 'immateriële' computererfgoed nog: de oude software en de eerste websites. Je denkt met nostalgie terug aan de casettebandjes van de ZX Spectrum, aan de flodderschijven waar MS-DOS, WordStar, Database III+, Lotus 123 op geleverd werden. Aan de tijd van de programmeertaal Basic... Waar zijn ze ? De software wordt vernieuwd, overschreven, ge-upgraded - maar daarnaast gaan de magnetische dragers (schijven en banden) zelf maar een beperkt leven mee (10 tot 30 jaar). Dan zijn er nog copyright problemen wanneer instellingen de oude software willen archiveren en op nieuwe dragers copiëren... In 2003 verkreeg 'The Internet Archive' (een digitale bewaarbibliotheek voor o.m. websites en digitale bestanden met als doel universele toegang te bieden tot alle menselijke kennis) de invoering van een uitzondering op de Digital Millenium Copyright Act waardoor het bewaren en kopiëren van digitaal materiaal in de USA mogelijk werd voor o.m. "Computer programs and video games distributed in formats that have become obsolete and which require the original media or hardware as a condition of access"
Op het
Amsterdamse software museum (een privé-project) kunnen nostalgici nog de programmabestanden vinden van IBM PC-DOS 1.10 en Microsoft Word 1.1. Op het in 1995 opgestarte, maar niet erg lang bijgehouden Thomas Jensen Software Museum vind je o.m. van de eerste computerspelletjes - maar een echte of virtuele plek waar oude software bewaard wordt voor de toekomst, die is er blijkbaar nog niet op het grote en alleswetende en onfeilbare internet.

En wie nu nog niet genoeg heeft van (oude) van computers (de nieuwe tuigen zou je soms het venster uit keilen): op
Youtube vind je een virtueel museum met films, video's en beelden over de geschiedenis van ervan, en op de website van de National Science Foudantion staat een lijst met verbindingen naar instellingen en organisaties die iets met computergeschiedenis en -erfgoed te maken hebben - net zoals trouwens op de meeste andere hierboven aangehaalde websites.
Veel surfgenot - je computer zal je dankbaar zijn voor de eerbied die je hem betoont.


AGENDA
KALENDER VOORTAAN OP DE WEBSITE
Door het grote aantal aanvragen om via onze elektronische nieuwsbrief activiteiten van derden aan te kondigen, hebben we besloten om voortaan via deze weg enkel nog kort en bondig voorrang te geven VVIA-initiatieven, en aan initiatieven die in samenwerking met VVIA georganiseerd worden.
Vanaf 1 augustus is onze website
www.vvia.be echter verrijkt met een kalender die regelmatig bijgewerkt wordt en waarop studiedagen, tentoonstellingen, bezoeken in en buiten Vlaanderen opgenomen zijn. Deze kalender bevat nu reeds tientallen initiatieven tot en met begin 2009. Organisaties die hun activiteit in deze kalender willen vermeld zien, dienen ons de gegevens minstens zes tot acht weken voor datum elektronisch toe te zenden. De redactie van de website beslist over het al dan niet opnemen van de informatie.

Voor (véél) meer informatie wendt men zich tot de website www.vvia.be

 


naar boven