|
Jaargang 2011, nr 2-3 (dubbel
nummer)
Het dubbelnummer bevat
volgende bijdragen:
- Jur KINGMA: Van Molenwijk tot Zaanwand. Het
behoud van het industriële erfgoed in de
Zaanstreek
De Zaanstreek is één van de oudste
industriestreken in Europa. Het behoud van het
industrieel erfgoed heeft er al een lange
traditie. Rond 1925 begon men met het behoud van
industriemolens. desondanks was het nodig om een
nieuwe vereniging te stichten die zich inzette voor het
behoud van het industrieel erfgoed uit latere tijd. Dit
artikel biedt een korte karakteristiek van de Zaanse
industrie om vervolgens dieper in te gaan op de
totstandkoming van de vereniging tot behoud van
monumenten van bedrijf en techniek Zaanstreek (MBTZ) en
de hoogtepunten en dieptepunten bij het behoud van Zaans
industrieel erfgoed.
- Jan van LEEST: De stoommachine van de
Lederfabriek, bijzonder industrieel erfgoed in
Oisterwijk
De n.v. Lederfabriek Oisterwijk werd opgericht in
oktober 1916. In 1923 werd in de fabriek een eigen
elektriciteitsopweeking geplaatst: een stoommachine met
rechtstreeks op de krukas aangedreven
draaistroomgenerator van de Sociéte
d'Electricité et de Mécanique (SEM) uit de
fabrieken van Carels in Gent. In het centrum van het
toenmalige fabriekscomplex werd speciaal een gebouw voor
de stoommachine en -ketels neergezet n.o.v. de Duitse
architect F. Hildner. Eigenlijk heeft deze centrale
maar een 10-tal jaar optimaal gefunctioneerd, wand al in
1935 werd aangesloten op het net van het provinciale
elektriciteitsbedrijf PNEM. De machine bleef nog
stand-by tot in 1972, in 2000 ging de fabriek
failliet. In 2002 werden de machine en het
erbijhorende gebouw, op initiatief van de gemeentelijke
Monumentencommissie, tot Rijksmonument verklaard. Sedert
2009 zet een team vrijwilligers zich in voor behoud en
restauratie van de machine. In 2012 wil men de
machine terug draaiend krijgen, in 2016 terug op
stoom...
- Elaine STICHELBAUT: Sporen van spoorwegstations
in West-Vlaanderen.
In 1885 telde de provincie West-Vlaanderen al 85
stopplaatsen en stationsgebouwen. De meerderheid van
deze stationsgebouwen is later vervangen ten gevolge van
oorlogsschade, vanwege nieuwe eisen door de
elektrificaties van de lijnen en in het kader van een
modernisering. Het oudste nog bestaande station dateert
van 1847 (Ingelmunster) maar het interieur is er volledig
gemoderniseerd. Op basis van een lijst met alle gebouwde
stations in de provincie kan worden geconcludeerd dat er
hier tussen 1838 en 1910 in 93 steden en gemeenten
spoorwegstations zijn gebouwd. Daarvan zijn er 35
gesloopt en 34 herbestemd of te
herbestemmen. Slechts 24 stations hebben nog hun
originele functie. Daarvan dateren er zeven uit de
periode van vóór 1914 en bezitten nog
originele interieurelementen.
- Ann VERDONCK en Nina DEBOECK: Ontwikkeling van het
behangpapier tijdens de 20e eeuw. Productie en
toepassing in België.
Na een boeiende historische evolutie en belangrijke
technische ontwikkelingen kent het behangpapier een
onmiskenbare bloei in het begin van de 20e
eeuw. Behangpapierproducenten spelen een belangrijke
rol in de industriële geschiedenis van
België. De 'Unsines Peters-Lacroix' uit Haren
bij Brussel produceert behangpapier van ca 1880 tot 1979
en is daarbij gedurende enige tijd zelfs de grootste
behangpapierfabriek ter wereld.
In dit artikel wordt ingegaan op het behangpapier vanuit
de invalshoek van zowel de producenten als van de
ontwerpers - architecten en kunstenaars -
anderzijds.
- Rafael GARCIA: Beeld en moderniteit. De
architectuur van de kleine en middelrote Nederlandse
industrie in de naoorlogse wederopbouw.
Na de Tweede Wereldoorlog besloot de Nederlandse overheid
dat industrialisatie de belangrijkste basis voor de
economische wederopbouw moest worden. Bij deze
industrialisatiegolf ontstonden andere typen
industriële gebouwen en bouwwerken. Nieuw daarbij
was dat nu niet alleen steden met een al ontwikkelde
industriële bedrijvigheid, maar ook kleinere steden
en dorpen en traditionele landbouwgebieden in het
binnenland tot vestigingsplaatsen behoorden voor nieuwe
industrieën.
De industriële en corporatieve architectuur van de
jaren van de wederopbouw in Nederland vormen een
indrukwekkende erfenis waarin snelle veranderingen zijn
af te lezen in de overgang van traditionele
gebouwontwerpen naar moderne concepten.
- Roland ROTSAERT: Het Oud en het Nieuw Waterhuis te
Brugge.
Hoewel meestal over 'het' waterhuis gesproken wordt,
gaat het eigenlijk om twee gebouwen die zich tegenover
elkaar bevinden. Brugge beschikte al in de 13de eeuw over
een net van moerbuizen die de openbare waterputten
privéwoningen en brouwerijen met water
bevoorraadden. In 1394 werd een gebouw opgericht om water
uit de vesten op te pompen. Het werd herhaaldelijk
uitgebreid en aangepast, maar halfweg de 18de eeuw was
het zo versleten dat een volledige nieuwbouw noodzakelijk
leek. In 1759-1760 werd een nieuw waterhuis gebouwd,
waar een waterrad de pomp aandreef. Omstreeks 0840
werd het ijzeren Poncelet-rad geplaatst, dat nu nog
bewaard is. In 1891 werd een stoompomp geplaatst.
Beide pomphuizen zijn als monument beschermd, maar
desondanks onderhevig aan verval. Hoe bescherm je
immers en leegstaand gebouw ? Ligt er niet een taak
voor vrijwilligers om zich over het Brugse Waterhuis te
ontfermen ?
- boekbesprekingen
|